het intieme gezelschapsleven als thema van de schilderkunst: 'les fêtes galantes', of scènes van aristocratische gezelschappen of groepen komedieacteurs in een parkachtige omgeving.
Na de dood van Lodewijk XIV in 1715, verlieten de Franse aristocraten het Franse hof en Versailles om zich in de Parijse stadshuizen terug te trekken. Ze konden er zich vermaken, flirten en scenes uit de Italiaanse Commedia del Arte naspelen. Antoine Watteau was degene die de term uitvond. Hij combineerde twee verschillende stijlen om zo door de Académie aangenomen te worden. De Académie zelf zag alledaagse onderwerpen en portretten als minderwaardig (terwijl privé kopers dit juist wel apprecieerden) tegenover de educatieve portretten van de geschiedenis en mythologie. Watteau verbond beiden en plaatste zijn werkgevers (aristocraten) in een Arcadisch landschap. Het fetes galantes-genre was vooral belangrijk in de Rococo, waar de focus van Europese kunst verplaatste van de hiërarchie en grandeur van de kerk en het hof, naar een appreciatie voor intimiteit en persoonlijk geluk. De term is nauw verbonden met Les Fetes Champêtres. Ze hadden vooral plaats aan het Franse hof en Versailles en hadden de vorm van een tuinfeest.